maandag 8 april 2013

De wet zegt m.b.t. ondertoezichtstelling:


INDIEN een minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ERNSTIG WORDEN BEDREIGD, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen, kan de kinderrechter hem onder toezicht stellen”

Volgens van Dale is: INDIEN synoniem voor: INGEVAL, dus: “IN HET GEVAL DAT”.

DUS BEDREIGING MOET HET GEVAL ZIJN DAT WIL ZEGGEN AANGETOOND MET UIT FEITEN BESTAANDE INFORMATIE EN GEEN VERMOEDENS OF GERUCHTEN !!! “Edel(hoog)achtbaren” die dat nog niet snappen!!!

HET MOET NU EEN KEER AFGELOPEN ZIJN RECHTERS OM TE OORDELEN ALS ONDERSTAAND:

“BJZ heeft aangegeven onvoldoende zicht te hebben op de opvoedkundige pedagogische vaardigheden van de ouder(s) en de geestelijke en lichamelijke gezondheid van uw kind(eren). De rechtbank oordeelt dat hiermede de voorwaarde voor ondertoezichtstelling is vervuld.”

In een niet onaanzienlijk deel van de gevallen levert BJZ informatie aan als: Wij hebben de indruk, het vermoeden bestaat, wij gaan ervan uit, enz. enz.” Nee, BJZ, je moet kunnen zeggen: Vaststaat dat! Maar dat zie je zelden in de indicatiebesluiten omdat ze dat héél vaak niet hard kunnen maken!

zondag 7 april 2013

Attentie attentie!

Op deze wijze wil ik u waarschuwen voor de onrechtmatige wijze van oordelen van drie kinderrechters van de rechtbank Groningen, te weten: M.J.B. Holsink; P.W.Th. Buijtenhuijs, en J.H.H.M. Dorscheidt.

Zij trekken zich niets aan van de wettelijke voorwaarden m.b.t. ontheffing van het ouderlijk gezag!

Stelt u zich als vader eens voor, zeven jaar geleden is uw kind door een psychische ziekte van de moeder “tijdelijk” in een pleegezin geplaatst. Moeder verdwijnt al heel kort na de plaatsing en is sindsdien nooit meer teruggekomen. U verwacht uw kind kort daarop bij u terug om het zelf op te kunnen voeden maar dat wordt door jeugd- en pleegzorg stelselmatig afgehouden en het wordt een zeven jaar durende strijd. U bent in die tijd driemaal door deskundigen van bevoegde instanties (waaronder forensisch psychologen) voldoende geschikt en bij machte beoordeeld de verplichting tot de opvoeding en de verzorging van uw kind te vervullen. U wordt dan na zeven jaar strijd en hoop ontheven van uw gezag omdat deze drie rechters oordelen dat uw kind meer belang heeft bij het pleeggezin dan bij u en daarmee het nadeel van terugkeer naar de ouder reeds is gegeven. Let wel! Deze rechters hebben u niet kunnen ontheffen van uw gezag op grond van de wettelijk voorwaarden. Hen blijkt duidelijk  welke opvoedkundige kwaliteiten u heeft en uw “good enough” ouderschap wordt niet ontkend en het is hen duidelijk dat u een gehechtheidrelatie heeft met uw kind! U wordt dan tóch van uw gezag ontheven omdat de voortzetting van de pleeggezinplaatsing anders niet kan worden gegarandeerd en dat geven ze nog toe ook!

De wettelijke voorwaarden voor ontheffing:

Art. 1:266 en 1:268 Burgerlijk wetboek.

“de rechtbank kan een ouder ontheffen van zijn ouderlijk gezag op grond van dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn verplichting tot opvoeding en verzorging te vervullen”.
Wanneer de ouder zich dan verzet tegen deze ontheffing kan de ontheffing niet worden uitgesproken behalve:
indien een voortzetting van de pleeggezinplaatsing NOODZAKELIJK is en van terugkeer naar de ouder ERNSTIG nadeel voor het kind moet worden gevreesd”

In het onderhavige geval hebben deze rechters het advies opgevolgd van Elker pleegzorg te Groningen dat luidt:

Er lijkt gekeken te zijn of vader en stiefmoeder 'good enough' opvoeders zijn voor dochter. Voor het advies c.q. het besluit wat door de rechter genomen gaat worden, zou leidend moeten zijn in welke situatie (pleeggezin of vader met stiefmoeder) dochter de beste ontwikkelingskansen krijgt.

Het ouderschap van en de omstandigheden bij de ouder(s) en de bloedband mag volgens Elker en de rechters, geen rol spelen en is in de overweging van de keuze van het hoofdverblijf van het kind niet relevant. Hun criterium is uitsluitend “de beste ontwikkelingskansen” voor het kind!

Dat Elker de wet aan z’n laars lapt is tot daar aan toe, ze weten niet beter, maar dat deze drie rechters dat óók doen is dermate onaanvaardbaar binnen een democratie dat dit soort rechters van hun functie dienen te worden ontheven!


Op grond van artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens heb ik het recht me kritisch uit te laten over de door mij gesignaleerde gebeurtenissen en ervaringen met de betrokken rechters en pleegzorgorganisatie en hun respectievelijke werknemers en daarover mijn mening te geven en desgewenst ook via een openbaar medium in de openbaarheid te brengen.

Daartegenover staat dat de grenzen die de zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer met zich meebrengt niet dienen te worden overschreden en daar houd ik, als betamelijk burger, ook al woon ik (gelukkig) al 10 jaar niet meer in Nederland, uiteraard rekening mee.

Van een dergelijke overschrijding kan sprake zijn indien de gepubliceerde uitlatingen feitelijk onjuist of onnodig grievend zijn en betrokkenen met naam en toenaam worden genoemd, terwijl niet aannemelijk wordt dat daarvoor rechtvaardiging kan worden gevonden in het aan de orde stellen van mijn onvrede met de handelwijze van deze betrokken rechters en pleegzorgorganisatie en hun respectievelijke medewerkers.

Het maatschappelijk onacceptabel functioneren van deze drie rechters en deze pleegzorgorganisatie vormt een bedreiging voor het ongeschonden functioneren van de Nederlandse democratie en maakt meer dan aannemelijk dat er rechtvaardiging kan worden gevonden de namen van deze drie rechters en de naam van deze pleegzorgorganisatie te vermelden in het aan de orde stellen van de bij mij bestaande onvrede met het functioneren van deze betrokken rechters en pleegzorgorganisatie. Het algemeen belang! 
 

vrijdag 5 april 2013

OPROEP AAN ALLE JEUGDZORG SLACHTOFFERS

Bij deze roep ik alle ouders, moeders, vaders van kinderen op, die de dupe zijn geworden van de handelwijze van BJZ en de achter hen staande onrechtmatig oordelende kinderrechters, (waar ook mijn kleindochter en haar man en zijn dochtertje het slachtoffer van zijn geworden), om gezamenlijk een front te vormen tegen deze misdaden.
Zie: "HEEFT DIT VERHAAL GEEN RECHT OP MEDIA".
Een ieder die een dergelijke negatieve ervaring heeft met de jeugdzorg, is van harte welkom als lid op dit blog dan wel bezoeker van dit blog en die zal ik bijstaan in hun strijd tegen het onrecht dat hen wordt aangedaan.
Uiteraard zijn ook anderen die zich kunnen vinden in onze behoefte verandering te bewerkstelligen in het huidige functioneren van de jeugdzorg eveneens van harte welkom.                             

woensdag 3 april 2013

Persoonlijk beroepschrift van gezag ontheven vader, deel 2

Beschouwing van de argumenten van de rechtbank voor ontheffing


De beoordeling van de rechtbank verder beschouwende kan worden gesteld dat het door haar geoordeelde belang van voortzetting van de pleeggezinplaatsing en het door haar geoordeelde nadeelvan terugplaatsing van dochtertje bij mij, in doorslaggevende mate werd bepaald door onderstaande argumenten;

1. “Uit recent onderzoek blijkt veeleer dat de bloedband in de pleegzorgpraktijk geen rol speelt.;

2. “Dat het bijzonder onwenselijk is dat een kwetsbaar jong (pleeg-)kind als dochter wordt verplaatst naar een nieuwe gezinssituatie. Het weghalen van een jong, in het pleeggezin gehecht kind, kan zorgen voor een terugval in gedrag bij het kind en zorgen voor blijvende schade;

3. De vader heeft naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval twee keer de belangen van dochtertje op ernstige wijze geschaad. De eerste keer is dat gebeurd doordat hij samen met de stiefmoeder  dochtertje in 2010 uit haar vertrouwde sociale omgeving heeft weggehaald en meegenomen naar Griekenland;

4. Daarnaast hebben de vader en de stiefmoeder lange tijd, onder meer door publicaties op het internet, een ware kruistocht tegen het pleeggezin gevoerd;

5. Ook de onderzoekers hebben vastgesteld dat de stiefmoeder kampt met ernstige persoonlijkheidsproblematiek;

6. “Dit alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat het belang van de vader om dochtertje in zijn gezin op te voeden niet opweegt tegen het belang van dochtertje bij duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit in haar leven. Deze duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit kan dochtertje  niet worden gegarandeerd indien het gezag van de vader zal worden gehandhaafd, omdat naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs te verwachten is dat de vader zal blijven doorgaan met zijn gevecht tegen de pleegouders en zijn gevecht voor terugplaatsing van dochtertje  bij hem”.
 

 
Over argument 1.
“Uit recent onderzoek blijkt veeleer dat de bloedband in de pleegzorgpraktijk geen rol speelt 

Deze stelling stoelt op “bevindingen” van;

orthopedagoog prof. dr. P. van den Bergh;
pedagoog dr. A.M. Weterings en
orthopedagoog prof. F. Juffer.

Van eerst genoemde zijn onderstaande zéér discutabele uitingen uit citaten te vinden op:

http://pleegzorginbelangvanhetkind.info/Traject%20Pleegzorg%20studiedag%209nov2010.pdf  (pagina 4)

"De professor sluit af met volgende stellingen:
*uithuisplaatsing is geen falen van de hulpverlening;
*De hulpverlening faalt wel als men te lang blijft hulp verlenen tegen beter weten in;

*Het doel van de hulpverlener mag nooit het vermijden van een uithuisplaatsing zijn;

*De beslissingen moeten wel transparant zijn en tevens moet de beginsituatie duidelijk zijn op grond waarvan een bepaald doel wordt gesteld.

2. Het juridisch kader.
Juristen doen soms de inspanningen van de hulpverlening onrecht aan
*Art. 9 (uithuisplaatsing) van het IVRK (Internationaal verdrag van de rechten van het kind) beperkt de bewegingsvrijheid van de hulpverlener;

*Art. 8 Europees EVRM (Europees verdrag voor de rechten van de mens) maakt uithuisplaatsingen nog moeilijker.
Zo verplicht het EVRM de hereniging ouder - kind na een uithuisplaatsing.

In Nederland kan een uithuisplaatsing pas

*Indien vrijwillige hulp niet meer mogelijk is;

*Intensieve thuishulp niet meer mogelijk is;

*Uithuisplaatsing noodzakelijk is."

(Pagina 15)

"3. Indien een pleegplaatsing op jonge leeftijd. Welke leeftijd is de beste leeftijd om een kind terug naar huis te oriënteren?
Professor: Dit is een verkeerd perspectief. Dit is gericht op de ouders. Je moet gericht zijn op het kind. Dit is de moraal van het verhaal vandaag. Het kind moet terug naar huis d.i. niet de bedoeling. Kijken naar het kind"



Waarom heeft de rechtbank zich uitsluitend laten adviseren door de bevindingen van dit nationale trio die de belangen van de bloedband en biologisch ouderschap volkomen aan de kant schuiven terwijl is aangetoond dat het “gewicht” van de bloedband niet valt weg te cijferen en door het overgrote deel van de mensheid als onverbrekelijk en van fundamenteel belang wordt beschouwd?

Typ maar eens in Google: Onverbrekelijke bloedband of Unbreakable blood ties dan verschijnen er talloze pagina’s bevestiging van de importantie daarvan.

Typ daarentegen: Bloedband speelt geen rol vind je alleen de beschikking van mijn ontheffing en een artikel van eerstgenoemde van voornoemd trio: P v.d. Bergh.

VAN GEEN ENKEL ANDER!

Sinds 1180 is de uitdrukking Blood is thicker than water een wereldwijd onderschreven uitdrukking en daar denkt v.d. Bergh met z’n twee volgelingen dan nu zo maar even een eind aan te kunnen maken!

Nee heer v.d. Bergh, al bent U tien keer geridderd en al heeft U tien keer 35 jaar als wetenschapper aan de afdeling orthopedagogiek gewerkt en al wordt U tien keer uitmuntend geoordeeld, deze 800 jaar bestaande en wereldwijd onderschreven en geaccepteerde stelling schuift U niet zomaar even van tafel, net zo min als EMOTIONELE existentiële loyaliteit !

Waarom heeft de rechtbank de bevindingen van de internationaal gerespecteerde en geaccepteerde Hongaars- Amerikaanse psychiater/psychotherapeut/gezinstherapeut Iván Böszörményi-Nagy, die reeds sinds 1957 op grond van ervaringen de internationaal wijdverbreide en toegepaste "contextuele therapie" ontwikkelde, niet meegenomen in de overweging?

Kinderrechters horen toch van deze, (in kringen van jeugd- en pleegzorg en adoptiebegeleiding internationaal gerespecteerde) psychiater en zijn ondervindingen op de hoogte te zijn en deze op z’n minst tegen die van voornoemd trio af te wegen! Maar nee, de rechtbank neemt direct aan wat dit drietal haar voorschotelt, zonder informatie van andere deskundigen op te vragen en daartegen af te wegen!

 
 

Over argument 2:
dat het bijzonder onwenselijk is dat een kwetsbaar jong (pleeg-)kind als dochter wordt verplaatst naar een nieuwe gezinssituatie. Het weghalen van een jong, in het pleeggezin gehecht kind, kan zorgen voor een terugval in gedrag bij het kind en zorgen voor blijvende schade.”

Deze stelling is een in z’n algemeenheid beschouwd tot stand gekomen stelling en zolang deze stelling niet is afgezet tegen een te beoordelen individuele situatie, mag er geen enkel juridisch gewicht aan worden toegekend omdat elk individueel geval nader dient te worden beschouwd om de mate van kwetsbaarheid van het kind en de mate van waarschijnlijkheid van terugval in gedrag per situatie te kunnen inschatten.

Over de kwetsbaarheid van dochter bestaat echter een groot meningsverschil tussen een orthopedagoog/gedragswetenschapper van de betreffende pleegzorginstelling enerzijds en maar liefst twee forensische psychologen in Nederland én een forensische psychiater én een kinderpsycholoog in Griekenland anderzijds.

De orthopedagoog geeft aan dat dochtertje na zeven jaar nog steeds een ernstig hechtingsprobleem heeft, terwijl de twee psychologen in Nederland verklaren dat er bij dochter geen sprake is van een hechtingsprobleem doch dat er nog slechts enkele kenmerken van niet aangepast gehechtheidgedrag waarneembaar zijn en eveneens de Griekse Psychiater en psycholoog verklaren dat dochtertje een probleemloze hechting heeft ontwikkeld met vader, stiefmoeder en stiefzus.      

Wanneer een kind uitsluitend is gehecht aan het pleeggezin zou dat misschien kunnen zorgen voor terugval maar wanneer een kind eveneens gezond gehecht is aan de biologische ouder, zoals in mijn geval, (hetgeen de rechtbank zelf heeft vastgesteld), hoeft er toch niet meer voor terugval te worden gevreesd.

Zelfs  P. v. d. Bergh onderschrijft dit:   

De overweging tot terugplaatsing van een kind zal gebaseerd moeten worden op een reële kans dat het kind bij terugplaatsing voldoende veilige gehechtheid aan zijn ouder kan opbouwen door de (toegenomen) sensitiviteit van de ouder zodanig dat hij zich adequaat kan ontwikkelen”.

Mijn dochtertje hoeft geen veilige gehechtheid met haar vader op te bouwen, die heeft ze al opgebouwd en dat is zelfs door de rechtbank bevestigd, (al houdt ze zich wijselijk op de vlakte door te stellen: “een zekere gehechtheidrelatie”), net zoals ze zich op de vlakte hield over mijn opvoedkundige kwaliteiten waarvan ze niet kan ontkennen dat die meer dan “good enough” zijn! 

Bovendien heeft het verblijf gedurende de zes maanden die mijn dochtertje in mijn gezin heeft doorgebracht in Griekenland aangetoond dar er van terugval geen enkele sprake was doch juist geestelijke en lichamelijke progressie werd aangetoond door de deskundigen aldaar! 

Het is duidelijk dat de rechtbank zich uitsluitend heeft laten leiden door deze in z’n algemeenheid beschouwd tot stand gekomen informatie van de zijde van de pleegfamilie en daarbij heeft zij de informatie van onze zijde: de uitkomsten van de onderzoekers betreffende de geestelijke en lichamelijke gesteldheid van mijn dochtertje en de mogelijkheden van mij en stiefmoeder en de videobeelden totaal van tafel geveegd!
 

 
Over argument 3.
De vader heeft naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval twee keer de belangen van dochtertje op ernstige wijze geschaad. De eerste keer is dat gebeurd doordat hij samen met de stiefmoeder  dochtertje in 2010 uit haar vertrouwde sociale omgeving heeft weggehaald en meegenomen naar Griekenland.

Even de werkelijke situatie uitleggen want daar schijnt de rechtbank, ondanks de haar aangeleverde stukken, niet van op de hoogte te zijn!

Op 23 april 2008 werd ik door het Hof m.i.v. 23 juni 2008 met het éénhoofdig gezag belast omdat het Hof ervan overtuigd was dat ik het belang van mijn dochtertje voorop stel en onder de voorwaarde dat mijn kind vooralsnog in het pleeggezin zal blijven en dat ik zou inzien dat mijn kind niet binnen een jaar in mijn gezin zou kunnen worden geplaatst. Daarmee kwam mij van rechtswege de bevoegdheid toe te bepalen waar mijn kind haar hoofdverblijf heeft.

De Raad voor de kinderbescherming had gesteld dat wanneer ik het belang van mijn dochter voorop stel, de Raad ermee zou kunnen instemmen dat ik het gezag krijg.

In de uitspraak valt dus een duidelijke tendens van een geleidelijke en door jeugd- en pleegzorg zorgvuldig begeleide terugkeer van dochter naar mijn gezin te constateren. Er kan niet worden ontkend dat het Hof dit voor ogen had! Daar kan niemand omheen, ook jeugd- en pleegzorg niet!

Ik had dan ook niets anders verwacht van jeugd- en pleegzorg dan oprechte medewerking aan een geleidelijke terugkeer van dochter naar mijn gezin, wie zou dat niet hebben gehad na zo’n uitspraak, maar ik kwam van een koude kermis thuis!

Het werd mij niet toegestaan om op termijn invulling te geven aan mijn ouderlijk gezag!

Zij waren vasthoudend in hun voornemen dochtertje in het pleeggezin te houden en de enige hulp die mij werd geboden was “ouderbegeleidingom te leren accepteren dat mijn dochter verder in het pleeggezin zal opgroeien en ik als “vader op afstand” moet functioneren.

Die vorm van hulp heb ik uiteraard geweigerd en dat werd direct aangegrepen om te stellen dat “andere middelen hebben gefaald” om OTS op te kunnen laten leggen.     

Jeugdzorg maar vooral pleegzorg, (die zéér nauw betrokken is met het pleeggezin en vanaf de uithuisplaatsing feb. 2006 dé grote drijfkracht is achter haar intentie mijn dochter permanent in het pleeggezin te houden, alsof het zou zijn beloofd), hebben niets nagelaten om weer “juridische grip” op de situatie te verkrijgen.

Zo heeft jeugdzorg geprobeerd mij een verklaring te laten ondertekenen waarin ik akkoord ga met permanente pleeggezinplaatsing en zal berusten in de hoedanigheid van “ouder op afstand”.

Jeugdzorg en de Raad werden onder enorme druk gezet door de gedreven advocaat van de fanatieke pleegzorg om de juridische sterke positie die jeugdzorg had vóór de gezagtoewijzing, d.m.v. OTS en MUHP of (liever nog) gezagsontheffing, te hernemen.

Jeugdzorg en de Raad waren daarvan niet onder de indruk en gaven aan dat de pleegfamilie zich kon beroepen op het “Blokkaderecht”, (na een jaar vrijwillige plaatsing in pleeggezin kan kind niet terug naar ouder zonder toestemming pleeggezin).

Ik had ingezien dat mijn dochter niet binnen een jaar na de uitspraak van 23 april 2008 in mijn gezin kon worden geplaatst maar een jaar na de uitspraak (23 april 2009), had de plaatsing beslist mijn instemming niet meer omdat duidelijk werd dat de doelstelling van jeugd- en pleegzorg permanente plaatsing inhield met vader in een rol op afstand maar jeugd- en pleegzorg hebben de plaatsing toch doorgedrongen tegen mijn wil! De plaatsing viel tot het moment van intreden van mijn gezag, (23 juni 2008) nog steeds onder OTS en MUHP dus gedwongen. De vrijwillige plaatsing heeft dus slechts tien maanden geduurd.

Na anderhalf jaar was overduidelijk dat jeugd- en pleegzorg geen enkele medewerking zouden gaan verlenen aan de terugkeer van mijn dochter en in okt. 2009 kwam ik er bovendien achter dat mijn dochter door de pleegfamilie aantoonbaar werd onthouden van de voor haar onontbeerlijke onderzoeken en behandelingen (w.o. fysiotherapie) i.v.m. haar bij de geboorte opgelopen “Erbse parese”, (zenuwbeschadigingen in linkerarm en schouder waardoor beperkte mobiliteit).

Op 22 okt. 2010 werd ik door de behandelende specialist van dochter aangeschreven om met dochter op 24 nov. 2010 te verschijnen op het spreekuur van de neurochirurgie  

Op 2 nov. 2010 heb ik jeugdzorg op de hoogte gesteld en met klem verzocht aan de oproep gehoor te geven maar jeugdzorg noch pleegouders gaven gevolg aan deze oproep.

Op 5 nov. 2010 kreeg ik bericht van jeugdzorg dat door een kinderarts van het plaatselijke ziekenhuis was aangegeven dat onderzoek niet in het belang van dochter is en sociaal, emotioneel te belastend zou zijn.

Op 22 dec. 2010 werd ik nogmaals aangeschreven door de specialist en werd aangegeven dat het belangrijk is en medisch noodzakelijk is dat dochter op korte termijn wordt gecontroleerd maar ook aan deze oproep werd geen gehoor gegeven.

Ik heb daarom in jan. 2010 netjes vervangende toestemming hernieuwde diagnostiek en verzoek beëindiging verblijf aangevraagd bij de rechtbank.

Op 13 april 2010 kreeg ik een brief van pleegzorg waarin werd vermeld dat er een bezoek is gepland bij de neurochirurgie op dinsdag 20 april 2010. In deze brief wordt ik gevraagd niet bij het bezoek aanwezig te zijn en vermeld dat pleegzorg er waarde aan hecht dat dochter samen met haar pleegmoeder de neurochirurgie bezoekt en dat ik uiteraard na het bezoek zal worden geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek. Ik ben echter nimmer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek waardoor er twijfels zijn ontstaan of het onderzoek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Op 21 april 2010 kreeg ik bericht van jeugdzorg dat door voornoemde kinderarts was aangegeven dat het hem niet onverantwoord lijkt om gedurende langere tijd de fysiotherapie van dochter uit te stellen en dat de medische noodzaak voor een herbeoordeling in het ziekenhuis op dit moment zijn inziens niet aanwezig is.

In juni 2010 was nog steeds geen aanstalten gemaakt met onderzoek naar de door mij reeds in jan. 2010 verzochte vervangende toestemming en ik had nog steeds geen enkele informatie gekregen over enig onderzoek of andere ontwikkeling aangaande dochter.  

Toen was voor mij de maat vol en ik heb na een bezoekmoment de pleegfamilie gebeld met de mededeling dat ik mijn dochter niet meer terug zou brengen en zelf de opvoeding en verzorging van mijn dochter op me zou gaan nemen. Ik ben met haar en mijn familie op 23 juni 2010 naar het buitenland verhuisd om mijn dochter aldaar door specialisten te laten onderzoeken alwaar “Scoliose” (vergroeiing van de ruggenwervel) werd geconstateerd als gevolg van onthouding van fysiotherapie. Ook werd door specialisten een gezonde gehechtheidrelatie van mijn dochter met mij en mijn gezin aangetoond en er was geen sprake van hechtingsproblematiek bij mijn dochter. De opvoedkundige kwaliteiten van mij en stiefmoeder werden eveneens door specialisten ruim voldoende geoordeeld. Mijn dochter is (samen met haar stiefzus) direct het basisonderwijs gaan volgen en ze gingen beide met veel plezier naar school. Zes maanden lang leefden we in gelukkige omstandigheden en mijn dochtertje was een uiterst gelukkig stralend kind, had véél plezier met haar stiefzus waarvan het vele videomateriaal getuigt.

Op 14 dec. 2010 werd door de Griekse politie mijn dochtertje tijdens het naar school weggehaald en naar een Grieks weeshuis bracht. Ik werd voor haar ogen geboeid als een misdadiger, schuldig geacht aan ontvoering, afgevoerd en opgesloten. Dit heeft een verschrikkelijke paniekangstreactie bij mijn kind tot gevolg gehad die zij haar hele leven zal heugen. De Griekse autoriteit was door de Nederlandse autoriteit er van in de veronderstelling gebracht dat de pleegouders over het gezag beschikten hetgeen uiteraard niet waar was, zij hebben nooit het gezag gehad. Toen mijn vrouw na vier dagen aantoonde dat het pleeggezin niet over het gezag beschikte doch daarentegen ik weldegelijk, werd ik direct op vrije voeten gesteld maar voor mijn dochtertje was het toen al te laat, zij was al door een lid van het pleeggezin (begeleid van een jeugdzorgmedewerker en een politiemedewerker) uit het weeshuis opgehaald en naar Nederland vertrokken.

Ondanks dat bovenstaande via de aangeleverde informatie mijnerzijds de rechtbank genoegzaam duidelijk moet zijn geworden oordeelt de rechtbank dat ik de belangen van mijn dochtertje op ernstige wijze heb geschaad! Het tegendeel heb ik gedaan! Ik heb haar belangen behartigd omdat dit als gezaghebbende ouder mijn wettelijke plicht was!

De situatie in mijn gezin heeft nooit enige aanleiding gegeven tot vrees voor ernstig nadeel voor mijn dochtertje (getuige haar zes gelukkige maanden in mijn gezin in Griekenland en de goede aanbevelingen van de vele deskundigen) en dat weet de rechtbank ook en heeft daarom ook haar stelling: “Het kan niet anders dan dat dit voor dochtertje een traumatische ervaring is geweest volledig uit de lucht gegrepen!

In de tijd die mijn dochtertje in mijn gezin heeft doorgebracht in Griekenland hebben getuigenissen van familie, deskundigen aldaar en videobeelden overtuigend aangetoond dat zij zich bij ons uitermate op haar gemak voelde, hetgeen ook de twee psychologen van het NIFP in hun rapport hebben verklaard:

“Dochtertje lijkt geen trauma te hebben overgehouden aan de plotselinge wisseling van woon en leefomgeving hetgeen aangeeft dat zij bij vader en stiefmoeder op haar gemak voelde. Hiervan getuigen ook de beelden op de dvd uit die periode”.

Over mijn ouderschap werd door bovengenoemde psychologen het volgende verklaard:

Wat betreft vader is er sprake van ruim voldoende pedagogische en affectieve
vaardigheden in relatie tot Linda. Vader is in staat om haar de nodige structuur en
veiligheid te bieden. Hij sluit goed bij haar aan en er is sprake van een natuurlijke band en verrouwen over en weer. Er worden geen beperkingen geconstateerd.”

De rechtbank wilde nog wel toegeven dat:

Duidelijk is dat de vader wel een band met dochtertje heeft en dat er sprake is van een zekere gehechtheid.”
en:
“Daarbij moet er ook, met wederzijds en voor dochtertje merk- en voelbaar respect, ruimte zijn voor contact tussen dochtertje  en de vader, met wie zij - zo is voldoende aannemelijk geworden - wel een zekere gehechtheidrelatie heeft.


Over argument 4
Daarnaast hebben de vader en de stiefmoeder lange tijd, onder meer door publicaties op het internet, een ware kruistocht tegen het pleeggezin gevoerd

Stelt U zich eens voor:

Uw ouderschap is drie keer door professionele deskundigen van officieel erkende hulpinstanties (waaronder twee forensische), ruimschoots “good enough” geoordeeld en dat is de kinderrechter gebleken (zie pagina 9 en 14) en u wordt door de voorzieningenrechter schuldig geoordeeld aan het strafbare feit diffamatie, d.w.z.: laster, belediging. aantasting van eer en goede naam of schending van de privacy omdat u gebruik heeft gemaakt van uw recht op vrije meningsuiting en uw ongenoegen over het functioneren van jeugdzorg, pleegzorg, en pleegfamilie op het internet heeft geuit, dat om die reden uw ouderlijk gezag wordt ontnomen!

De rechtbank oordeelde dat ik daarmee de belangen van mijn dochtertje ernstig zou hebben geschaad omdat :

"Het lijdt geen twijfel dat alle leden van het pleeggezin en dus ook dochtertje, hierdoor erg zijn/worden belast en dat het loyaliteitsconflict, waarin dochtertje zich reeds geruime tijd bevindt, alleen maar verder is versterkt door het optreden van vader en stiefmoeder. Door dit optreden hebben de vader, maar ook de stiefmoeder, getoond dat zij niet op verantwoordelijke wijze de belangen van  dochtertje hebben willen inschatten”.

Omdat we na ruim vier jaar strijd om het fundamenteel recht van mijn dochter en mij en nergens gehoor vonden hebben we ten einde raad de media ingeschakeld en ons verhaal op het internet gepubliceerd:


Het verhaal dat mijn vrouw op het internet plaatste:

Wij willen graag ons verhaal in de publiciteit brengen om te laten zien hoe er gefaald wordt bij de verschillende instanties, die zouden moeten opkomen voor de rechten van onze kinderen.  Instanties als jeugdzorg, AMK en ook pleegzorg.
Ons verhaal:
Mijn man heeft in zijn vorige relatie in 2005 een dochter gekregen. Moeder had al een zoon van 10. Mijn man was niet getrouwd met deze vrouw en had geen gezag over zijn dochter. De moeder van het dochtertje kreeg na de geboorte psychische problemen en verwaarloosde de kinderen. Mijn man is vanaf dat moment bezig geweest om hulp te krijgen voor de kinderen. Na acht maanden is het dan eindelijk gelukt. In begin 2006 zijn de kinderen uit huis geplaatst. Eindelijk hulp, dacht hij, maar toen begon de ellende pas echt. Broer en zus werden vanaf de eerste dag gescheiden van elkaar. Dochter is in een vast pleeggezin terecht gekomen, de zoon was vanaf dat moment  tot op  heden bij  twintig verschillende pleeggezinnen, internaten en uiteindelijk in het residentiële instelling de Hoenderloogroep  ondergebracht.
In 2007 heeft BJZ het gezag gekregen over dochter na zeer zware beschuldigingen jegens vader. Uiteraard zijn wij hier tegen in beroep gegaan en vader heeft dit gewonnen en is op 23 juni 2008 belast met het gezag over zijn dochter. Gelukkig dachten we, eindelijk ons gezin compleet. Maar helaas niks is minder waar, vanaf dit moment blijft jeugdzorg volharden in het tegenwerken om vader en dochter te herenigen. Als gezaghebbende heb je het recht om mee te beslissen met de keuzes die gemaakt worden met betrekking tot je kind. Helaas was dat in zijn geval niet aan de orde.  Vele belangrijke beslissingen zijn genomen zonder vader ergens in te kennen. De schoolkeuze, de medische beslissingen, de keuze van het pleeggezin c.q.  hoofdverblijfplaats nergens werd vader in gekend. De keuzes van een christelijk gezin, christelijke school zou toch bij de gezaghebbende moeten liggen en niet besloten moeten worden door wat voor instantie dan ook. Een uurtje per maand als omgangsregeling, dat was waar vader het mee moest doen.
Als uitgangspunt in deze zaak is niet zoals gebruikelijk, namelijk  werken naar een terugplaatsing, maar tegenwerking en ook chantage om het kind in het pleeggezin te laten opgroeien. Stelling hierin is, dat het meisje een hechtingstoornis heeft en hierdoor beter af zou zijn in het pleeggezin! Vader zou niet in het belang van zijn dochter denken als het kind  bij hem terug geplaatst zou worden, BJZ  dreigt (chanteert) met een OTS als vader toch zijn dochter bij hem wilde laten wonen. Hoe bizar. Een kind heeft toch het recht om bij zijn eigen ouder op te groeien. Elke aanvraag of procedure kost zoveel tijd, zodat ondertussen vierenhalf jaar verstreken is, zonder iets opgeschoten te zijn. De hechting tussen pleegouders en kind wordt zo langzamerhand alleen maar groter en de afstand tussen vader en dochter enorm. Het lijkt dan ook alsof andere belangen een grotere rol spelen, zoals geld, geloof en macht van verschillende vooraanstaande personen. Het is dan ook als fatsoenlijke burger van Nederland heel moeilijk om in zo’n situatie een eerlijke en rechtvaardige strijd te kunnen voeren. Met advocaten hebben wij geprobeerd om tot goede afspraken te komen met het pleeggezin, door b. v.  een co-ouderschap aan te gaan, maar vanaf dat moment weigerden de pleegouders helemaal elk contact met mijn man, de biologische vader,  wat toch in het belang van het meisje is.
Op 23 juni 2010 na een bezoek van dochter bij ons, hebben wij besloten haar niet meer terug te brengen bij het pleeggezin. Er was geen sprake van een OTS of UHP, de plaatsing was op vrijwillige basis. Wij hebben op dat moment het land verlaten om een paar dagen tot rust te komen. In ons huis is er vanaf dat moment vijf keer een huiszoeking geweest en is zelfs mijn 71-jarige schoonmoeder mee naar het politiebureau genomen voor een verklaring, terwijl er geen strafbaar feit is gepleegd.
Er is gemeld dat er een telex voor mijn man en dochter is afgegeven en ook een voorlopige OTS en voorlopige uithuisplaatsing. Op 7 juli zal er een zitting plaatsvinden op de rechtbank in Groningen. Door deze hele situatie zijn we nu op de vlucht en worden achtervolgd als terroristen, waarom???
Er zijn op dit moment advocaten bezig met een verzoek in te dienen bij het Europese hof om uiteindelijk een eerlijke en rechtvaardige zitting te bewerkstelligen.
Graag zou ik mijn verhaal persoonlijk vertellen in de media, want dit is nog maar een gedeelte van mijn verhaal. Ik heb nog andere bevindingen gedaan, die ik  graag aan een ieder wil toelichten”.
Als viceraadslid, dus volksvertegenwoordigster hoor ik velen die in dezelfde situaties verkeren, ook het internet staat vol met misstanden in de jeugdzorg.  Het wordt tijd dat de media hiervan op de hoogte wordt gesteld. 
Wij hebben alles achtergelaten in Nederland en willen graag naar huis”.

In daarop volgende publicaties hebben we aangegeven dat er een vermoeden bestond van seksueel misbruik omdat mijn dochtertje een poppetje tekende met een mannelijk geslachtsdeel tussen de benen en omdat, toen ik een keer in bad ging, zij aan mij vroeg of ze mee mocht in bad waarop ik heb geantwoord dat ze beter samen met haar stiefzus in bad kon gaan waarop zij antwoordde dat zij ook met pleegvader en pleegbroer in bad ging en dan het spelletje “Pinokkio gaat jou pakken” speelden en dat geen leuk spelletje vond. Toen ik mijn dochtertje een keer naar bed bracht en haar onderstopte, trapte zij haar deken weer weg, deed haar broekje uit en spreidde haar beentjes.

Deze details hebben wij echter nooit gepubliceerd doch wél dat er een vermoeden was van seksueel misbruik.

We hebben met het woord “vermoeden” echter geen onwaarheid in de openbaarheid gebracht maar ik geef toe dat dit niet verstandig is geweest van ons want ik kan me voorstellen dat zelfs het vermelden van een vermoeden van een misdrijf onnodig grievend kan zijn zolang het misdrijf niet is bewezen. We hebben daarom ook direct ervoor zorg gedragen de publicaties zo snel mogelijk te verwijderen maar bij welke ouder zou geen vermoeden van seksueel misbruik ontstaan bij deze handelingen en uitspraken van zijn kind van vijf jaar oud en welke ouder zou dan niet aan de bel willen trekken? Waar konden wij aan de bel trekken in onze situatie? Bij jeugd- en pleegzorg?

Wij hadden spijt van deze publicatie en hebben er voor zorg gedragen dat alles vóór de deadline verwijderd was. Wij hebben daarna de “commissie Samson” benaderd maar die gaan niet in op waarheidsvinding van individuele gevallen.

Wij werden door de voorzieningenrechter op straffe van het verbeuren van een dwangsom bevolen de publicaties vóór een bepaalde datum te verwijderen hetgeen we hebben gedaan, daar waren we zeker van want wij hebben na die deadline alle in het vonnis vermelde internetadressen gecheckt en daar was geen enkele publicatie van ons meer aanwezig!

De advocaat van het pleeggezin meende echter na de deadline toch nog één publicatie te hebben aangetroffen die zij “aantoonde” met screenshot van de betreffende site met een datum van na de deadline. Je hoeft echter geen computerdeskundige te zijn om te weten dat uiterst simpel een fake screenshot gemaakt kan worden omdat heel simpel de datum is aan te passen, dat heb ik bewezen door een screenshot te maken van een site met een datum in de toekomst. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat met dit screenshot vast was komen te staan dat ik een dwangsom had verbeurd en werd veroordeeld tot het betalen van een niet onaanzienlijke dwangsom.

De grootvader van mijn vrouw is als naast familielid uiteraard ook zeer betrokken bij de zaak en op de hoogte van de ontwikkelingen en heeft eveneens over onze zaak op het internet gepubliceerd. Hij is, net als ons, zeer verbolgen over de onrechtvaardige gang van zake in de jeugdzorg doch acht het (vanuit zijn individuele waarneming en zijn recht op vrije meningsuiting) aannemelijk dat rechtvaardiging kan worden gevonden mogelijk grievende uitlatingen te doen op het internet. Bovendien vermeld hij daarbij geen naam en toenaam van personen die bij onze zaak zijn betrokken!

Ik ben niet in de positie om hem te sommeren zijn publicaties van het internet te verwijderen aangezien een ieder het recht heeft op vrije meningsuiting zolang de grenzen die de zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer met zich meebrengt niet worden overschreden. Hij vindt dat hij dat niet doet. Of hij grenzen overschrijdt is niet aan mij maar aan de voorzieningenrechter, die is daarvoor de aangewezen persoon om dat te beoordelen!

De rechtbank oordeelt evenwel:

“Ook thans blijken zij niet in staat te zijn om de grootvader van de stiefmoeder te bewegen te stoppen met publicaties als voornoemd, ondanks dat het ook voor de vader en de stiefmoeder al langere tijd vaststaat dat de beschuldigingen onjuist zijn en door de voorzieningenrechter onrechtmatig worden geacht”.

Wat denkt de rechtbank wel, dat ik verantwoordelijk moet worden gehouden voor de handel en wandel van de grootvader van mijn vrouw en dat het feit dat ik niet “in staat” ben om hem van publicatie te weerhouden maar meegewogen moet worden in de overweging tot ontheffing van mijn ouderlijk gezag?

Het moet toch niet gekker worden!
 

 
Over argument 5:
Ook de onderzoekers hebben vastgesteld dat de stiefmoeder kampt met ernstige persoonlijkheidsproblematiek”.

Hier bezigt de rechtbank volledig ongerechtvaardigd wél de term: “ernstig” terwijl ze in de zin: “Hiermee is het…?... nadeel van terugkeer naar de vader reeds gegeven” de door wetgever verplichte term: “ernstig” bewust weglaat!

Het woord: “ernstige” is nooit door de onderzoekers gebezigd m.b.t. hun conclusie: persoonlijkheidsproblematiek bij stiefmoeder

Door de onderzoekers werd vermeld:

Qua persoonlijkheid is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek, met enige borderline trekken. In haar functioneren maakt zij een overwegend stabiele indruk en zijn deze trekken slechts in lichte mate aanwezig. De veronderstelling is dat haar dit mede lukt dank zij de relatie met vader.”
Wat betreft stiefmoeder kan gesteld worden dat zij in algemene zin over voldoende
pedagogische en affectieve vaardigheden beschikt.”
“Zijn er (contra)-indicaties voor opvoeding en verzorging bij de vader en zijn huidige
partner, gelet op eventuele psychische en/of psychiatrische problematiek?
Nee. Er is sprake van een stabiele relatie tussen vader en stiefmoeder, welke
reeds een aantal jaren bestaat.”

“Informatie anderen

Mw. Mulder, spv'er Lentis

Mevrouw Mulder heeft stiefmoeder van november 2006 tot december 2007 begeleid.”
“Referent omschrijft haar als een getraumatiseerde vrouw met persoonlijkheidsproblematiek, welke echter niet voldoende duidelijk aanwezig is om een diagnose te stellen.”
“Stiefmoeder kwam op referent over als een vrij intelligente, verstandige vrouw die in de begeleiding een stabiele, zuivere en sterke indruk maakte. Destijds heeft referent de wens van stiefmoeder om haar dochter terug te krijgen ondersteund. Toen dit ook gebeurde is er thuiszorg en Video home training (VHT) ingezet. Stiefmoeder maakte bij deze hulpverlening een goede indruk en de hulp werd zeer positief afgesloten.”

Uit bovenstaande blijkt ondubbelzinnig dat de rechtbank de hierboven vermelde conclusies moedwillig aan de kant heeft geschoven. De rechtbank heeft uit eigen beweging moedwillig de door de onderzoekers oprecht vermelde persoonlijkheidsproblematiek met enige in lichte mate aanwezige borderline trekken welke echter niet voldoende duidelijk aanwezig is om een diagnose te stellen verdraait naar “ernstige persoonlijkheidsproblematiek.“
 

 
Over argument 6:
“Dit alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat het belang van de vader om dochtertje in zijn gezin op te voeden niet opweegt tegen het belang van dochtertje bij duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit in haar leven. Deze duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit kan dochtertje niet worden gegarandeerd indien het gezag van de vader zal worden gehandhaafd, omdat naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs te verwachten is dat de vader zal blijven doorgaan met zijn gevecht tegen de pleegouders en zijn gevecht voor terugplaatsing van dochtertje bij hem. Voortduring van dat gevecht zal dochtertje in steeds groter wordende problemen brengen.

Hieruit komt dus duidelijk naar voren dat de rechtbank mij heeft ontheven van mijn gezag;

1. niet omdat ik ongeschikt of onmachtig zou zijn mijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen;
2. niet omdat het belang van dochtertje zich niet zou verzetten tegen de ontheffing;
3. niet omdat mijn dochter langer dan een jaar met mijn instemming in het pleeggezin zou hebben verbleven want het verblijf met mijn instemming heeft slechts tien maanden geduurd;
4. niet omdat voortzetting van pleeggezinplaatsing noodzakelijk” zou zijn in het belang van mijn dochtertje;
5. niet omdat van terugkeer naar mij en mijn gezin “ernstig” nadeel” voor mijn dochtertje moet worden verwacht;

doch uitsluitend omdat: “duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit dochtertje niet kan worden gegarandeerd indien mijn gezag zal worden gehandhaafd, omdat naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs te verwachten is dat vader zal blijven doorgaan met zijn gevecht tegen de pleegouders en zijn gevecht voor terugplaatsing van dochtertje bij hem.”

Geen enkele van de door de wetgever gestelde voorwaarden voor ontheffing is daarmee vervuld en daar is de rechtbank van op de hoogte!

Bovendien heeft de rechtbank nooit gerechtvaardigd kunnen oordelen dat zelfs ook maar “vrees” bestond voor onvoldoende “duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit” voor mijn dochtertje  binnen mijn gezin. Het is meerder malen van officiële zijde bevestigd dat er geen enkele aanleiding bestond om daar voor te vrezen. (Good enough).

Vindt de rechtbank het verwonderlijk dat ik de strijd voor het fundamenteel recht van mijn dochtertje en mij op ongestoord leven in onderling familieverband niet opgeef?

Al vanaf de uithuisplaatsing in feb. 2006 is door jeugdzorg en pleegzorg ons dit fundamenteel recht ontnomen en het ergste is dat de rechtbank achter jeugdzorg en pleegzorg staat in deze misdaad!

Meent de rechtbank  nu werkelijk dat nu mij het gezag is ontnomen, ik de strijd om dit fundamenteel recht van mijn dochtertje en mij zal beëindigen?

De rechbank heeft de mij toekomende juridische positie als gezaghebbende “good enough” vader onrechtmatig ontnomen en ik zal daarom nog feller strijden tegen dit dictatoriale onrecht!

Deze strijd zal echter zonder enige twijfel logischerwijs onmiddellijk eindigen wanneer mij dit (mij toekomend) recht wordt teruggegeven en ik invulling kan gaan geven aan mijn door de rechtbank erkende “good enough” ouderschap en uitvoering kan geven aan het onderhouden van de opgebouwde bestaande en door de rechtbank erkende gehechtheidrelatie met mijn dochtertje.

De spanningen tussen de (niet minder verbeten vechtende) pleegouders, jeugd- en pleegzorg enerzijds en mij en mijn gezin anderzijds zullen dan verdwijnen en er zal dan ruimte zijn voor een normale omgangsregeling van dochtertje met de pleegouders.

Er hoeft dan geen sprake meer te zijn van de door de onderzoekers vastgestelde loyaliteitsproblematiek bij mijn dochtertje die alleen maar kan zijn verergerd omdat sinds 14 dec. 2010 geen contact meer mogelijk is geweest tussen mij en mijn dochtertje vanwege het hoog opgelopen spanningsveld dat tussen jeugdzorg en mij is ontstaan sinds zij op die datum bij mij is weggehaald uit mijn gezin in Griekenland.

Haar loyaliteit aan haar vader, stiefmoeder en stiefzus zal altijd bij haar aanwezig blijven, (de videos getuigen van de gehechtheidsrelatie met ons), net zo goed als haar loyaliteit aan het pleeggezin en het weghouden van dochter van haar vader en zijn gezin zal daarom alleen maar haar loyaliteitsproblematiek verergeren! Zij zal echter door mij nooit worden weggehouden van het pleeggezin en zij kan wanneer zij maar wil onvoorwaardelijk contact hebben met het pleeggezin het pleeggezin en jeugdzorg hielden en houden haar echter wél bij mij weg, ik mocht haar zelfs niet eens ter gelegenheid van haar verjaardag een paar urrtjes mee naar ons huis nemen in het kader van een uiterst beperkte bezoekregeling van een paar uur per maand!  

Jeugdzorg weet dat een omgangsregeling door de wet verplicht wordt gesteld en heeft die dan ook aangeboden doch uitsluitend onder hun toezicht en hun vrijheid beperkende voorwaarden.

Zo dicteert en controleert jeugdzorg waarover wél dan niet gesproken mag worden met het kind, wat wél dan niet mag worden gegeven aan het kind en of een naast betrokken familielid als oma wél dan niet mee mag komen op het bezoek.

Onder deze dictatuur is van een ontspannen bezoekmoment uiteraard geen enkele sprake meer en dat is niet goed voor mijn dochtertje die de spanning ongetwijfeld direct zal aanvoelen hetgeen haar loyaliteitsproblematiek alleen maar zal doen verergeren.

Bovendien heeft mijn dochtertje een gezinsvoogd die de loyaliteitsproblematiek bij mijn dochtertje nou niet bepaald doet verminderen!

Passage uit het evaluatie rapport van pleegzorg (30 juni 2011):

¨In deze periode heeft de voogdes van Bureau Jeugdzorg een gesprekje met dochtertje gehad, waarin ze kort uitgelegd heeft wat er in het leventje van haar vanaf de geboorte gebeurd is, dat de voogdes nu de baas is en dat de kinderechter dat zo wil. Dochtertje vond dit moeilijk om aan te horen, ze gilde en deed haar handen voor haar oren, maar wel zo dat ze het kon horen wat er gezegd werd. Verder heeft de voogdes haar duidelijkheid gegeven in de zin dat zij vindt dat dochtertje altijd in het pleeggezin blijft wonen tot ze heel groot is. Dochtertje reageerde hier niet op, maar na vertrek van de voogdes liep ze direct naar de zoon van pleegouders om te vertellen dat ze nu altijd hier blijft wonen

De gezinsvoogd heeft dochtertje dit verteld niet lang na terugkomst uit Griekenland (17 dec. 2010) waar ze zes maanden heeft doorgebracht als vrolijk, gelukkig en normaal functionerend kind, (zie video's), tot ze op 14 dec. 2010, al krijsend: Papa, mama, ik wil niet weg, ik wil bij jou blijven, ik zal nooit meer stout zijn abrupt werd weggehaald.


Het laat zich genoegzaam aanzien dat de rechtbank haar persoonlijke sympathie voor de onmiskenbaar onwetmatige en derhalve aanvechtbare standpunten van pleeggezin, jeugd- en pleegzorg heeft laten prevaleren boven een “overweging en beoordeling in goede justitie” waarbij zij de blinddoek van “vrouwe Justitia” in deze zaak gemakshalve maar even in de kast heeft laten liggen!   



Uiteraard heb ik hoger beroep ingesteld tegen de ontheffing van mijn gezag.

Op 8 feb. 2013 heeft de zitting plaatsgevonden van het hoger beroep op de ontheffing en in de beschikking van 5 maart 2013 werd het beroep afgewezen omdat het beroepschrift van mijn advocaat niet aan de wettelijke eisen zou hebben voldaan.

En inderdaad, er ontbrak een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. Mijn advocaat had op 22 aug. 2012 uitsluitend een “Verzoekschrift Hoger beroep” (tevens beroepschrift) van slechts anderhalve pagina (waarvan nog geen halve pagina argumentatie) ingediend op de laatste dag van het beroepstermijn van drie maanden en dat was alles! Het ergste is dat ik pas op 29 jan. 2013 daarvan door de secretaresse van de advocaat op de hoogte werd gesteld waarbij tevens werd vermeld dat de advocaat was geschrapt en ik zo spoedig mogelijk een andere advocaat diende te benaderen terwijl de zitting van het Hof op 8 feb. 2013 was bepaald.

Mijn advocaat heeft mijn beroep dus volledig verprutst!

Had het Hof het beroep niet kunnen/moeten aanhouden om een vervangende advocaat de gelegenheid te geven zich in gereedheid te brengen voor onze zaak?

Wij gaan naar de Hoge Raad en zo nodig daarna naar het Europese Hof en zoeken in tussentijd de media weer op met dit persoonlijke beroepschrift (zonder vermelding van namen) want, RECHT ZAL GESCHIEDEN voor mijn dochter en haar vader. Mijn dochter heeft het recht bij mij op te groeien en in een omgeving vrij van subjectieve religieuze, politieke of welke andere ideologieën dan ook zodat ze later vanuit een zo objectief mogelijke waarneming, zelf haar keuzes kan bepalen. Dochter heeft nu door de christelijk gereformeerde pleegouders al zes en een half jaar hun subjectieve ideologie opgedrongen gekregen, zit op een christelijk gereformeerde school en in die keuzes ben ik nooit gekend. Ze heeft het leeuwendeel van haar opvoeding nog voor haar en juist dat deel, belangrijk voor de vorming van bewustwording van objectieve maatschappelijke normen en waarden die ik altijd al als vader heb voorgestaan haar mee te willen geven.      

Hoogedelachtbaar publiek van de "democratie" Nederland, ik vezoek U bij deze gezamenlijk druk uit te oefenen op de Nederlandse staat door de - zo is uit dit persoonlijk beroepschrift voldoende duidelijk geworden - onrechtmatig uitgesproken ontheffing van mijn ouderlijk gezag via alle mogelijke kanalen van de media wereldkundig te maken teneide te voorkomen dat nog meer families ten gronde worden gericht door de Nederlandse staat.
Wanneer deze zaak voldoende aandacht zal hebben gekregen van de media is er misschien toch nog een kans bij de Hoge raad en zo niet dan bij het Europese Hof, want we strijden door voor onze fundamentele rechten tot het bittere einde!!!